Er is al geruime tijd discussie over de box 3-heffing op spaargeld en ander vermogen. Met een gisteren – 16 februari 2016 – verschenen conclusie van Advocaat-Generaal Niessen (A-G) is dit vuur verder opgelaaid. Kort gezegd concludeert de A-G dat de belastingheffing op vermogen in strijd is met het Europese eigendomsrecht.
Volgens de A-G leidt de box 3-heffing tot willekeur. Men gaat ervan uit dat iedereen 4% rendement kan behalen op zijn vermogen, maar mensen behalen juist zeer verschillende resultaten terwijl ze wel hetzelfde percentage belasting moeten betalen. Met de kennis van nu kan niet meer worden uitgegaan van een fictief rendement van 4%.
Is de opbrengst lager dan wat aan belasting moet worden betaald, dan is volgens de A-G sprake van een oneigenlijke ontneming. De rechter kan niet op de stoel gaan zitten van de wetgever, maar lijdt iemand door de box-3 heffing verlies op zijn vermogen dan kan een rechter beslissen dat heffing achterwege moet blijven.
Eerste reactie
Of de Hoge Raad de conclusie van de A-G gaat volgen, is nog verre van zeker. In een eerste reactie heeft het ministerie van Financiën laten weten zich niet te kunnen vinden in deze conclusie. De wetgever heeft namelijk een ruime beoordelingsmarge en die geldt ook voor de vermogensrendementsheffing in box 3. Financiën wacht het uiteindelijke oordeel van de Hoge Raad af.
Het kabinet heeft wel al eerder aangegeven op termijn box 3 te willen laten aansluiten bij de werkelijke rendementen die mensen behalen. Dat vergt echter een zorgvuldige voorbereiding en is niet van de ene op de andere dag gerealiseerd. Vanaf 2017 wordt een eerste stap gezet en krijgt box 3 een nieuw uiterlijk met een vermogensmix en drie schijven met ieder een eigen forfaitair rendementspercentage.