Belastingen gaan eindelijk omlaag

Het belastingplan 2016 staat nu eens een keer in het teken van belastingverlaging. Deze verlaging komt vooral werknemers en werkgevers ten goede. De tarieven in de tweede en derde belastingschijf gaan omlaag en de arbeidskorting stijgt fors. Werknemers met een gezin profiteren daarnaast nog van een verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting en van de kinderopvangtoeslag.

Ook ‘kleine spaarders’ worden in het zonnetje gezet. Zo krijgt sparen meer zin met een verhoging van de vrijstelling in box 3 van € 21.330 naar € 25.000. Daarnaast wordt het rendement op het vermogen voor kleine spaarders verlaagd door het forfaitaire rendement meer aan te passen aan de omvang van het gespaarde vermogen.

Het belastingpakket van Prinsjesdag 2015 bevat vijf wetsvoorstellen: het Belastingplan 2016, Overige fiscale maatregelen 2016, Wet tegemoetkoming loondomein, Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds en Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015. In deze nieuwsbrief staan de belangrijkste fiscale maatregelen van Prinsjesdag 2015. Let wel: deze aangekondigde maatregelen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. Dat betekent dat er nog wijzigingen kunnen worden aangebracht of dat bepaalde voorstellen toch geen doorgang vinden.

Indeling


  1. Alle belastingplichtigen
  2. Ondernemers
  3. Dga en bv
  4. Werkgevers
  5. Woningeigenaren
  6. Automobilisten
  7. Overige maatregelen

1. Alle belastingplichtigen

Aanpassing box 3-heffing en lastenverlichting

Inkomstenbelastingtarieven middeninkomens omlaag

De inkomstenbelastingtarieven in de tweede en derde schijf gaan omlaag. In de eerste schijf stijgt het tarief, maar minder dan voorzien. En de inkomensgrens naar het 52%-tarief wordt verhoogd van € 57.585 naar € 66.421. In 2017 zullen de percentages in de tweede en derde schijf stijgen met 0,2%-punt.

Inkomstenbelastingtarieven box 1 (jonger dan AOW-leeftijd):

Belastbaar inkomen meer dan Maar niet meer dan Belasting-tarief Tarief premie volks-verzekeringen Totaal tarief Heffing over totaal van de schijven
Jonger dan 65 jaar:
€ 19.922 8,40% 28,15% 36,55%* € 7281
€ 19.922 € 33.715 12,00% 28,15% 40,15%** € 12.818
€ 33.715 € 66.421 40,15% 40,15% € 25.949
€ 66.421 52% 52%

 

* Boven AOW-leeftijd: premies volksverzekeringen 10,25%, totaal tarief 18,65%
**Boven AOW-leeftijd: premies volksverzekeringen 10,25%, totaal tarief 22,25%.

Snellere afbouw algemene heffingskorting raakt middeninkomens en hogere inkomens

De algemene heffingskorting wordt meer inkomensafhankelijk gemaakt. Dat wil zeggen: sneller afgebouwd. Het basisbedrag van € 2230 wordt in 2016 afgebouwd met 4,796% (2015: 2,32%) van het belastbaar inkomen in box 1 boven de eerste tariefschijf. Het minimum van € 1342 wordt afgeschaft. De afbouw loopt vanaf een belastbaar inkomen in box 1 van € 19.922 tot € 66.419.

Verhoging arbeidskorting voor lage en middeninkomens

De maximale arbeidskorting wordt € 3103. Deze wordt afgebouwd met 4% over het arbeidsinkomen boven € 34.000 (2015: € 49.700). Door de verhoging van het maximale bedrag profiteren de lagere en vooral middeninkomens van een hogere arbeidskorting. Bij een arbeidsinkomen van € 111.600 is de arbeidskorting nihil.

Verhoging inkomensafhankelijke combinatiekorting

Vanaf een arbeidsinkomen van € 4881 bedraagt de inkomensafhankelijke combinatiekorting in 2016 € 1039. Deze korting voor huishoudens met kinderen tot 12 jaar wordt bij een arbeidsinkomen boven het drempelbedrag flink verhoogd. Het basisbedrag wordt vermeerderd met 6,159% van het arbeidsinkomen tussen € 4881 en € 32.970. Dit resulteert in een maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting € 2769. Een verhoging ten opzichte van 2015 met € 617.

Let op!
Van de verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting profiteren alle inkomens, maar midden- en hoge inkomens het meest.

Verhoging ouderenkorting

De koopkracht van gepensioneerden met een verzamelinkomen tot circa € 35.000 wordt gerepareerd door een verhoging van de ouderenkorting tot een bedrag van € 1187 (2015: € 1042). Voor hogere inkomens wordt de ouderenkorting juist verlaagd tot € 70 (2015: € 152).

Vermogensrendementsheffing over vermogensmix vanaf 1 januari 2017

Vanaf 1 januari 2017 sluit de vermogensrendementsheffing beter aan bij de werkelijk behaalde rendementen op gespaard vermogen in box 3. Toch zullen niet de werkelijk behaalde rendementen worden belast.
Dat is volgens de regering vooralsnog te moeilijk uitvoerbaar en te eenvoudig te ontwijken. Wel belooft de regering periodiek – in 2020 voor het eerst en daarna elke 5 jaar – de nieuwe systematiek te evalueren.

Vermogensmix en twee rendementen

Het belastingtarief in box 3 blijft 30% en het heffingsvrij vermogen gaat naar € 25.000 (2015: € 21.330). Het forfaitaire rendement wordt vastgesteld op basis van de werkelijk behaalde rendementen over spaargeleden en beleggingen. Jaarlijks wordt dit aangepast, vandaar dat sprake is van een voortschrijdend rendement. Voor 2017 zijn de werkelijk gerealiseerde marktrendementen over 2015 bepalend. Het voordeel uit sparen en beleggen op spaargeld wordt waarschijnlijk voor 2017 vastgesteld op 1,63% en voor beleggingen op 5,5%.
Voor het box 3-vermogen komen drie schijven, met in iedere schijf een andere vermogensmix. Naarmate vermogens hoger worden, blijkt namelijk het aandeel beleggingen toe te nemen. Deze vermogensmix wordt gebaseerd op de informatie uit alle ingediende belastingaangiften bij de Belastingdienst.

Let op!
De box 3-heffing van iemand wordt niet gebaseerd op de door die persoon werkelijk behaalde rendementen en zijn persoonlijke vermogensmix. De box 3-heffing blijft daardoor voor individuele belastingplichtigen een forfaitaire heffing.

In de eerste schijf wordt box 3-vermogen verdeeld op basis van een vermogensmix van 67% spaargeld en 33% overige bezittingen (beleggingsdeel). In de tweede schijf is het aandeel spaargeld 21% en in de derde schijf 0%. Het heffingsvrij vermogen wordt verrekend in de eerste schijf.

Schijven grondslag sparen en beleggen (2017)

Van het gedeelte van de grondslag voor sparen en beleggen meer dan Maar niet meer dan Wordt toegerekend aan rendementsklasse I* En wordt toegerekend aan rendementsklasse II
€ 0 € 100.000 67% 33%
€ 100.000 € 1.000.000 21% 79%
€ 1.000.000 0% 100%

* Rendement in rendementsklasse I: 1,63%
** Rendement in rendementsklasse II: 5,5%

Voorbeeld:
Stel: uw box 3-vermogen bedraagt € 120.000. Het heffingsvrij vermogen bedraagt € 25.000. Eerst wordt de grondslag toegerekend aan de schijven. Eerste schijf: € 100.000, tweede schijf € 20.000. In de eerste schijf komt het heffingsvrije vermogen in aftrek. In de eerste schijf wordt daarom € 75.000 verdeeld over sparen en beleggen. In de tweede schijf wordt € 20.000 verdeeld.

Spaardeel eerste schijf: 67% van € 75.000 = € 50.250
Spaardeel tweede schijf: 21% van € 20.000 = € 4200
Totaal spaardeel: € 54.450
Rendement spaardeel: 1,63% x € 54.450 = € 888

Beleggingsdeel eerste schijf: 33% van € 75.000 = € 24.750
Beleggingsdeel tweede schijf: 79% van € 20.000 = € 15.800
Totaal beleggingsdeel: € 40.550
Rendement beleggingsdeel: 5,5% x € 40.550 = € 2230

Totaal rendement: € 888 + € 2230 = € 3118
Box 3-tarief: 30%
Box 3-heffing: 30% x € 3118 = € 935

Tip:
Voor fiscale partners is het voor de box 3-heffing altijd voordelig om het box 3-vermogen 50:50 te verdelen. Ze profiteren zo optimaal van het laag belaste spaardeel. De Belastingdienst gaat standaard uit van deze verdeling.

Let op!
In verband met de doorwerking naar andere regelingen kan het voordelig zijn om te kiezen voor een andere verdeling van het box 3-vermogen.

Afschaffen minimumwaarderingsregel bij afkoop lijfrenten

Bij afkoop van een lijfrente die dient ter compensatie van een pensioentekort wordt inkomstenbelasting berekend over de afkoopwaarde (de waarde in het economische verkeer). Vindt de afkoop tijdens de opbouwfase plaats dan geldt echter dat inkomstenbelasting berekend wordt over minimaal het totaal van de voor de lijfrente betaalde premies (de minimumwaarderingsregel). Om te voorkomen dat bij tegenvallende rendementen een afkoop in de opbouwfase te zwaar wordt belast, vervalt de minimumwaarderingsregel. De inkomstenbelastingheffing grijpt vanaf 2016 daarom aan bij de waarde in het economisch verkeer, ongeacht de fase waarin de polis zich bevindt.

Tip:
Voor afkopen vóór 2016 waarbij de minimumwaarderingsregel is toegepast, kan nog binnen de daarvoor geldende vijfjaarstermijn worden verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslag.

Uitzondering partnerbegrip bij opvanghuizen

Wettelijk wordt vastgelegd dat twee personen die worden gehuisvest in een opvanghuis met een kind van een van beiden, geen fiscaal partner voor de inkomstenbelasting en toeslagen worden. Hiermee wordt een onbeoogd effect van de partnerregeling ongedaan gemaakt. Dit was al geregeld in een beleidsbesluit en geldt al vanaf het berekeningsjaar 2015.

Stiefkinderen op verzoek geen toeslagpartner

Ouders kunnen geen fiscaal partner of toeslagpartner zijn van hun eigen kinderen die jonger zijn dan 27 jaar. Ook voor stiefkinderen jonger dan 27 jaar op hetzelfde woonadres wordt mogelijk gemaakt dat zij geen fiscaal partner van elkaar zijn. Stiefouder en stiefkind kunnen daar dan voor kiezen.

Let op!
Stiefouders met stiefkinderen ouder dan 27 jaar op hetzelfde woonadres kunnen wel verplicht toeslagpartner zijn.

Geen aftrek van kinderalimentatieverplichtingen in box 3 (vanaf 2017)

Vanaf 2017 kunnen kinderalimentatieverplichtingen niet als schuld in box 3 worden opgevoerd. Bij het vervallen van de aftrek van kinderalimentatie per 1 januari 2015 is de aftrek van de verplichting in box 3 over het hoofd gezien. Om de Belastingdienst de tijd te geven deze wijziging door te voeren in de (voorlopige) aangiftesoftware, wordt deze maatregel van kracht vanaf 1 januari 2017. Ook andere rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichtingen aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn (bijvoorbeeld kleinkinderen) of in de tweede graad van de zijlijn (broers, zussen) en aan personen die behoren tot het huishouden van de alimentatieplichtige, vallen dan onder deze uitsluiting.

Tip:
De belastingplichtige dient de kinderalimentatieverplichting op te voeren in de aangifte 2015 en 2016 als schuld in box 3.

Schorsende werking hoger beroep bij toeslagen

In de praktijk komt het voor dat de Belastingdienst/Toeslagen een toeslag moet uitbetalen van de rechtbank, terwijl de Belastingdienst/Toeslagen tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep is gegaan. Na succesvol hoger beroep door de Belastingdienst/Toeslagen moet de Belastingdienst/Toeslagen vervolgens het uitbetaalde bedrag zien terug te halen bij de toeslaggerechtigde. Dat levert uitvoeringsproblemen op. Om dat tegen te gaan, wordt ook aan hoger beroep schorsende werking toegekend, ook als de burger in hoger beroep gaat.

Wijzigingen massaalbezwaarprocedure

Voor bezwaarprocedures met een breder maatschappelijk belang, waarin dezelfde rechtsvraag centraal staat voor veel belastingplichtigen, is er de ‘massaalbezwaarprocedure’. Deze procedure wordt gewijzigd om deze eenvoudiger, doeltreffender en meer toegankelijk te maken. Zo hoeft het voornemen tot aanwijzing van een geschil niet meer vier weken te worden voorgelegd aan de Tweede Kamer en wordt de aanwijzing massaal bezwaar gepubliceerd op www.belastingdienst.nl, met daarbij relevante informatie voor burgers die kunnen aanhaken. Ook vormen andere geschilpunten voor een belastingplichtige geen beletsel om toch aan te sluiten bij de massaalbezwaarprocedure.

Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad door lagere belastingrechters

Voor belastingrechters in eerste aanleg en hoger beroep (rechtbank en gerechtshof) wordt het mogelijk om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Dit versnelt de fiscale rechtsgang als slechts sprake is van een rechtsvraag.

Ook aftrek uitgaven voor monumentenpanen en rangschikking Natuurschoonwet 1928 voor buitenlandse onroerende zaken

Geregeld wordt dat onder voorwaarden aftrek voor buiten Nederland, maar binnen de EU gelegen monumentenpanden wordt toegestaan. Het pand moet een element vormen van het Nederlands cultureel erfgoed. Hetzelfde geldt voor rangschikking onder de Natuurschoonwet 1928 van binnen de EU gelegen onroerende zaken. Deze maatregelen geven uitvoering aan Europese jurisprudentie en eerdere beleidsbesluiten.

Kinderopvangtoeslag omhoog

Vanaf 2016 wordt de kinderopvangtoeslag voor iedereen verhoogd. In beide tabellen worden de toeslagpercentages opgehoogd met 5,8 procentpunt. De maximale toeslagpercentages zijn 93% (1 kind) en 94% (2 of meer kinderen).

Kindgebonden budget omhoog

Gezinnen met een (relatief) laag inkomen en meer kinderen ontvangen meer kindgebonden budget. Het kindgebonden budget voor het tweede kind wordt in 2016 met € 33 verhoogd. Dit laatste geldt alleen voor 2016. Het bedrag voor derde kinderen wordt per 2016 structureel verhoogd met € 100 en voor vierde kinderen met € 177.

Zorgpremies stijgen, zorgtoeslag licht verhoogd

De gemiddelde nominale zorgpremie neemt toe van € 1158 naar € 1243. De lage inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet gaat van 4,85% naar 5,5%. In 2016 wordt de zorgtoeslag ten opzichte van 2015 licht verhoogd door verlaging van de normpremies voor zorgpremies. Het normpercentage voor eenpersoonshuishoudens daalt van 2,395% in 2015 naar 2,380% in 2016. Het normpercentage voor meerpersoonshuishoudens daalt van 5,265% in 2015 naar 5,220% in 2016.

Meer plekken voor peuteropvang en meer kraamverlof

Gemeenten krijgen meer ruimte om aan alle peuters in Nederland opvangmogelijkheid te bieden. Dit voorschoolse aanbod zorgt voor een gelijkere startpositie op de basisschool en gaat segregatie tegen. Daarnaast wordt vanaf 2017 het kraamverlof voor partners uitgebreid van twee naar vijf dagen.

naar boven


2. Ondernemers

Stroomlijnen stimuleren innovatie

Integratie RDA en S&O-afdrachtvermindering

De extra fiscale aftrek voor research en development (RDA) wordt omgezet in de bestaande loonkostensubsidie van de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-afdrachtvermindering). Er is daarom nog maar één aanvraag nodig bij RVO.nl.

De S&O-afdrachtvermindering wordt in verband met de integratie van de RDA aangepast. Enkele wijzigingen:

  • Het schijventarief en de schijfgrenzen worden aangepast.
  • Het starterspercentage in de eerste schijf gaat van 50% naar 40%.
  • Het plafond in de S&O-afdrachtvermindering vervalt.
  • Er wordt een forfait in de S&O-afdrachtvermindering geïntroduceerd.
  • Publieke kennisinstellingen worden uitgesloten van de regeling.
  • Er zijn enkele wijzigingen in subsidiabele werkzaamheden.

Tip:
Voor S&O-uitgaven boven € 1 mln waarvoor al een RDA-beschikking is afgegeven, is er een overgangsregeling. Die uitgaven kunnen vanaf 2016 tijdens de periode van de RDA-beschikking jaarlijks via een S&O-aanvraag voor de S&O-afdrachtvermindering in aanmerking komen. Vanaf uiterlijk eind november 2015 is daarvoor bij RVO.nl een aanvraagprogramma beschikbaar.

Besparing overdrachtsbelasting door erfpachtlease wordt bestreden

In de praktijk wordt beleggingsvastgoed nog weleens overgedragen in de vorm van erfpachtlease om overdrachtsbelasting te voorkomen. In deze variant van ‘sale-en-lease-back’ draagt de verkoper een onroerende zaak over, onder voorbehoud van een tijdelijk recht van erfpacht. Voor de berekening van de overdrachtsbelasting komt dan de gekapitaliseerde waarde van de erfpachtcanons in aftrek op de overdrachtsprijs. Die vermindering van de overdrachtsprijs is vanaf 1 januari 2016 niet meer mogelijk.

naar boven


3. Dga en bv

Maatregelen in het teken van anti-misbruik

Einde aan conserverende aanslag bij emigratie

De emigrerende aanmerkelijkbelanghouder krijgt het zwaarder. In verband met claimbehoud worden de voorwaarden van de conserverende aanslag aangescherpt. Zo zullen per 1 januari 2016 winstuitdelingen na emigratie in alle gevallen leiden tot belastingheffing of tot een (naar rato) intrekking van het uitstel. Ook zal de conserverende belastingaanslag niet meer na tien jaar worden kwijtgescholden. Deze maatregelen hebben tot gevolg dat de conserverende belastingaanslag ook bij een winstuitdeling van minder dan 90% kan worden geïnd. Er zal dan ook geen verschil meer zijn in de afrekening van buitenlandsituaties en binnenlandsituaties.

Let op!
Bovengenoemde maatregelen gaan met terugwerkende kracht gelden per 15 september 2015.

Tip:
Indien de aanmerkelijkbelanghouder reeds in het buitenland woont, kan deze de oude regeling blijven toepassen.

Bestrijding constructies hybride leningen

In de regeling voor de deelnemingsvrijstelling wordt een wijziging aangebracht die ziet op het tegengaan van hybride leningconstructies, waarbij een aftrekpost in het ene land ontstaat zonder dat daar in het andere land belastingheffing tegenover staat. De deelnemingsvrijstelling en -verrekening zullen niet meer van toepassing zijn op ontvangen vergoedingen en betalingen uit een deelneming indien deze vergoedingen of betalingen bij de moedermaatschappij aftrekbaar zijn voor de winstbelasting.

Nieuwe documentatieverplichtingen voor verrekenprijzen binnen concern

Er komen standaarddocumentatieverplichtingen als het gaat om verrekenprijzen die binnen concern worden gehanteerd. Zo kunnen ondernemingen verplicht worden een landenrapport (‘country-by-country-report’), een groepsdossier (‘master file’) en een lokaal dossier (‘local file’) bij te houden. De verplichting tot het opstellen van een landenrapport geldt bij een omzet vanaf € 750 mln en voor boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2016.

Let op!
Mkb-ondernemingen met een omzet tot € 50 mln worden gespaard. Voor deze ondernemingen blijft de bestaande documentatieverplichting gehandhaafd.

Introductie step-up-regeling bij grensoverschrijdende juridische fusie en splitsing

De step-up-regeling zal ook gaan gelden voor een grensoverschrijdende juridische fusie en juridische splitsing zoals nu al het geval is bij een grensoverschrijdende aandelenruil. De step-up-regeling heeft tot gevolg dat in de dividendbelasting het gestorte kapitaal op de toegekende aandelen gesteld wordt op de waarde in het economisch verkeer van het vermogen dat als gevolg van de fusie of splitsing overgaat. Dit vermogen dient wel te bestaan uit aandelen in een Nederlandse vennootschap.

Tegengaan handel fiscale en stille reserves vennootschappen

De grootaandeelhouder kan zich straks niet zonder meer disculperen van aansprakelijkheid bij de verkoop van aandelen in een lichaam met stille of fiscale reserves. De disculpatiemogelijkheid wordt aangescherpt. Disculpatie zal straks niet langer mogelijk zijn in geval van aansprakelijkheid voor vennootschapsbelasting die is verschuldigd over een herinvesteringsreserve en over een (stille) reserve die samenhangt met activa die binnen zes maanden na de aandelenoverdracht in andere handen overgaan.

Tip:
De grootaandeelhouder kan het risico op aansprakelijkheid uitsluiten door van de koper van de aandelen zekerheid te eisen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie of een hypotheekrecht ten behoeve van de Belastingdienst.

naar boven


4. Werkgevers

Tegengaan misbruik werkkostenregeling

Minder inkomstenbelasting bijbetalen over bijzondere beloningen

De verwerking van de inkomensafhankelijke arbeidskorting in de tabel bijzondere beloningen heeft tot gevolg dat de loon- en de inkomstenbelasting vaak niet aansluiten. De loonbelastingtabellen voor bijzondere beloningen worden daarom aangepast. Hierdoor zal de inkomstenbelasting beter aansluiten op de loonheffing.

Aanscherpen gebruikelijkheidscriterium werkkostenregeling

Werkgevers kunnen vergoedingen en verstrekkingen als eindheffingsbestanddeel aanwijzen. Daarbij geldt als voorwaarde dat deze vergoedingen en verstrekkingen niet in belangrijke mate afwijken van hetgeen in, voor het overige, overeenkomstige omstandigheden gebruikelijk is. Dit gebruikelijkheidscriterium wordt aangescherpt om te voorkomen dat allerlei als loonvoordeel ervaren beloningsbestanddelen worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Er wordt een maximum gesteld aan de omvang van de vergoedingen door deze te vergelijken met vergoedingen en verstrekkingen die in gelijke gevallen bij andere werknemers worden aangewezen. Aangewezen vergoedingen en verstrekkingen mogen niet in belangrijke mate (30%) groter zijn dan de omvang van de vergoedingen en verstrekkingen die in de regel in overeenkomstige omstandigheden als eindheffingsbestanddeel worden aangewezen.

Als een vergoeding of verstrekking op zichzelf al ongebruikelijk is, is het ook niet gebruikelijk dat deze wordt aangewezen als eindheffingsbestanddeel.

Factoren die een rol spelen bij de beoordeling van de gebruikelijkheid zijn:

  • De aard van de vergoeding of verstrekking: kostenvergoeding of puur beloningsbestanddeel
  • De hoogte van de vergoeding: per vergoeding, maar ook alle vergoedingen en verstrekkingen aan een werknemer per jaar samen
  • Is een tariefsvoordeel het oogmerk van het onderbrengen van de vergoeding of verstrekking in de vrije ruimte?
  • Vergelijkingen met andere werknemers bij dezelfde werkgever, andere werknemers in een zelfde functiecategorie bij dezelfde werkgever en/of andere werknemers bij andere werkgevers.

Voorbeelden:
Niet gebruikelijk is om het maandloon, vakantiegeld, hoge bonussen of vergoeding van vermogensschade bij indiensttreding als eindheffingsloon aan te wijzen.
Wel gebruikelijk is een kerstpakket, ook al is dat een puur beloningsbestanddeel. De waarde van het kerstpakket speelt wel een rol.
Het aanwijzen van een jubileumuitkering kan gebruikelijk zijn, maar het aanwijzen van een jubileumuitkering van € 1 mln is niet gebruikelijk. Ook is maatschappelijk ongebruikelijk dat bij een werknemer in totaal per jaar € 100.000 aan vergoedingen wordt aangewezen.

Het aangescherpte gebruikelijkheidscriterium zal mogelijk meer vragen oproepen dan het beantwoordt.

Wet tegemoetkoming loondomein

De huidige premiekortingen die het voor werkgevers financieel aantrekkelijk maken om mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen, blijken niet in alle gevallen toereikend. Dat heeft gevolgen voor de arbeidsmarktpositie van ouderen en mensen met een arbeidsbeperking. Er komt een nieuw systeem met tegemoetkomingen in de vorm van loonkostenvoordelen (LKV). Het wetsvoorstel introduceert verder het zogenoemde lage-inkomensvoordeel (LIV). Dit is een tegemoetkoming in de loonkosten voor werkgevers die mensen met een salaris tussen 100% en 120% van het wettelijk minimumloon in dienst hebben. De invoering gaat in fases: eerst het LIV in 2017, waarna de LKV’s volgen in 2018. Het maximale LIV is € 2000 per werknemer per jaar, het maximale LKV € 6000.

Het LIV is ondersteunend aan de loonkostensubsidie die werkgevers op grond van de Participatiewet van de gemeente kunnen krijgen voor werknemers met een arbeidsproductiviteit onder het wettelijk minimumloon. Beide onderdelen van de Wtl (LIV en LKV’s) passen binnen de brede hervormingsagenda van het kabinet voor de arbeidsmarkt. Behalve maatregelen gericht op het lonender maken van werk (o.a. verhoging van de arbeidskorting en verlaging van IB-tarieven), omvat deze agenda ook maatregelen gericht op een meer inclusieve arbeidsmarkt (o.a. de Participatiewet en de Wet Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten) en maatregelen gericht op het tegengaan van langdurige werkloosheid onder ouderen (o.a. het Actieplan 50plus werkt en de sectorplannen).

naar boven


5. Woningeigenaar

Voordeel voor de woningeigenaar

Verruiming en verhoging schenkingsvrijstelling eigen woning

De vrijstelling voor een eenmalige schenking voor de eigen woning wordt verhoogd en verruimd. In de eerste plaats wordt de vrijstelling structureel verhoogd van € 53.016 (bedrag 2016) tot € 100.000 (bedrag 2017). Daarnaast komt de beperking te vervallen dat de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind, waardoor er ook buiten de gezinssituatie gebruik kan worden gemaakt van de vrijstelling. Wel blijft de beperking van kracht dat de begunstigde tussen 18 en 40 jaar moet zijn.

Let op!
Het is pas per 1 januari 2017 mogelijk om gebruik te maken van deze uitgebreide schenkingsvrijstelling.

Tip:
De woningeigenaar dient de schenking te gebruiken voor de eigen woning. Dit ziet op de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning en ook op de aflossing van de eigenwoningschuld of een restschuld van de vervreemde eigen woning.

Sanctie bij aflossingsachterstand milder

Voor de eigenwoningschuld geldt sinds 2013 een annuïtaire aflossingseis. De eigenwoningschuld waarbij een aflossingsachterstand is ontstaan, gaat daarom over naar box 3. Die overgang is niet langer permanent. De woningeigenaar zal hierdoor (eventueel) slechts tijdelijk geen recht hebben op renteaftrek binnen de eigenwoningregeling. De schuld die is overgegaan naar box 3 of een nieuwe, opvolgende schuld kan op enig moment weer wel tot de eigenwoningschuld gerekend worden indien voor deze bestaande of nieuwe schuld (weer) aan de eisen voor het aanmerken als eigenwoningschuld is voldaan (volledig en ten minste annuïtair aflossen binnen 360 maanden).

Tip:
De woningeigenaar kan de eigenwoningschuld die eventueel tijdelijk naar box 3 is overgeheveld, meenemen bij het bepalen van de rendementsgrondslag.

Let op!
De milde sanctie zal met terugwerkende kracht tot en met invoering van de aflossingseis (1 januari 2013) worden aangepast.

WOZ-waarde medebepalend huurprijs sociale huurwoningen

De WOZ-waarde zal medebepalend zijn voor de vaststelling van de maximale huurprijs van een woning in de sociale huursector. Huurders en verhuurders zullen daarom tegengestelde belangen hebben als het gaat om de WOZ-waarde. Om die reden wordt voorgesteld het regime voor de behandeling van bezwaren in het kader van de Wet WOZ zodanig te wijzigen dat bij de heroverweging in bezwaar met de mogelijk tegengestelde belangen rekening kan worden gehouden.

Informatieplicht eigenwoningschuld eenvoudiger

Indien de belastingplichtige een eigenwoningschuld heeft bij een ander dan een aangewezen administratieplichtige, dan moet deze voldoen aan de informatieplicht. Denk aan bijvoorbeeld een schuld van de belastingplichtige bij de eigen bv of bij een familielid. Voortaan wordt het proces met betrekking tot de informatieplicht geïntegreerd in het aangifteproces. De huidige procedure komt dus te vervallen.

Let op!
De belastingplichtige dient de informatie te verstrekken in de aangifte en daarin ook de renteaftrek te claimen. Met het doen van de aangifte voldoet de belastingplichtige dus automatisch steeds aan de betreffende informatieplicht.

Aanpassing imputatieregeling SEW/BEW

Als gevolg van een gat in de imputatieregeling is het in bepaalde situaties mogelijk een vrijstelling voor een spaarrekening eigen woning (SEW) of een beleggingsrecht eigen woning (BEW) te benutten. Dit is onwenselijk en daarom wordt het gat nu middels een wetswijziging gedicht.

Benutten dubbele vrijstelling partners

Fiscale partners kunnen een dubbele vrijstelling benutten bij onder meer kapitaalverzekeringen door bij het indienen van de aangifte een gezamenlijk verzoek te doen. De uitkering uit de kapitaalverzekering kan dan over beide partners worden verdeeld.

Let op!
De vrijstelling is alleen van toepassing indien elke partner voldoet aan de overige voorwaarden van de kapitaalverzekeringen. Denk hierbij aan de eis dat het aan de betreffende partner toegerekende deel dient te worden gebruikt voor aflossing van de eigenwoningschuld.

Verlaging tarief energiebelasting voor lokaal opgewekte duurzame energie

Het energiebelastingvoordeel van een duurzame lokale energiecoöperatie wordt verhoogd van 7,5 eurocent per kWh naar 9 eurocent per kWh. Deze korting verlaagt de energienota van mensen die elektriciteit van een duurzame lokale energiecoöperatie via het net geleverd krijgen. De maatregel is bedoeld om de investering in de energie-installatie eerder rendabel te maken.

Tip:
De energiebelastingkortingregeling geldt voor woningeigenaren die bijvoorbeeld geen zonnepanelen op hun eigen dak willen of kunnen hebben en voor huurders. Ook kunnen VVE’s gebruikmaken van de energiebelastingkortingregeling voor lokaal opgewekte duurzame energie.

naar boven


6. De automobilist

Autorijden wordt aantrekkelijker

Jaarbetaling MRB niet meer mogelijk

De motorrijtuigenbelasting (MRB) kan straks niet meer per jaar vooruit worden betaald. De automobilist heeft dan nog alleen de keuze de MRB per tijdvak van drie maanden ineens of via maandelijkse automatische incasso te betalen. De belastingplichtige die reeds vooruit heeft betaald tot 30 juni 3016 ondervindt geen nadeel door deze wijziging.

Heffing MRB en provinciale opcenten voor niet-ingezetenen

Als gevolg van een uitspraak van de rechtbank in Brabant wordt de Provinciewet op het gebied van provinciale opcenten voor niet-ingezetenen aangepast. De aanpassing houdt in dat een niet-ingezetene die aan de heffing van motorrijtuigenbelasting is onderworpen, geacht wordt te wonen in de provincie die het laagste aantal opcenten heeft.

Andere maatregelen autobelastingen

De automobilist krijgt met een aantal maatregelen te maken. De eerste maatregel ziet op de bijtelling. Vanaf 2017 gaat het aantal bijtellingscategorieën naar twee. Het algemene bijtellingspercentage gaat dan omlaag van 25 naar 22% en voor de nulemissie-auto geldt tot een catalogusprijs van € 50.000 een bijtellingspercentage van 4%. Het deel van de catalogusprijs boven € 50.000 komt vanaf 2019 in het algemene bijtellingspercentage van 22% te vallen.

Schematisch ziet dit er als volgt uit:

2016 2017 2018 2019 2020
Nulemissie 4% 4% 4% 4% 4%
Zéér zuinig 15% 17% 19% 22% 22%
Zuinig 21% 22% 22% 22% 22%
Overig 25% 22% 22% 22% 22%

Let op!
Deze voorstellen zijn nog niet in een officieel wetsvoorstel opgenomen.

Tip:
Schaft u in 2015 of 2016 een auto van de zaak aan of gaat u deze leasen met een CO2-uitstoot van meer dan 110 gr/km (2015) of 106 gr/km (2016), houd dan rekening met een bijtelling van 25% gedurende 60 maanden. U profiteert dan in 2017 dus niet van de verlaging van het algemene bijtellingspercentage van 25% naar 22%!

De motorrijtuigenbelasting (MRB) gaat per 2017 gemiddeld met 2% omlaag voor reguliere personenvoertuigen. Automobilisten van vervuilende dieselauto’s krijgen per 2019 juist met een verhoging te maken.

Daarnaast zullen de tarieven van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) tot 2020 geleidelijk omlaaggaan met gemiddeld 12%. Het vaste bedrag per verkochte auto dat niet aan de CO2-uitstoot gekoppeld is, gaat juist omhoog.

naar boven


7. Overige maatregelen

Andere maatregelen uit de belastingvoorstellen op Prinsjesdag 2015 zijn:

  • De accijns op frisdranken (alcoholvrije dranken) en bier gaat omhoog.
  • Herintroductie vrijstelling kolenbelasting voor opwekking van elektriciteit in combinatie met verhoging energiebelastingtarieven.
  • Het verlaagde btw-tarief voor geneesmiddelen gaat alleen gelden voor geneesmiddelen waarvoor een handelsvergunning in de zin van de Geneesmiddelenwet is verleend, of op grond van die wet daarvoor zijn vrijgesteld. Hiermee wordt voorkomen dat spierbalsems, littekengel en dergelijke middelen onder het verlaagde btw-tarief vallen.
  • Afvalstoffenbelasting gaat worden geheven op afvalstoffen die niet worden verbrand in een afvalverbrandingsinrichting in Nederland, maar worden geëxporteerd om in het buitenland te worden verbrand.
  • Ter uitvoering van internationale afspraken over de handhaving van uniforme gegevensuitwisseling worden handhavingsbepalingen ook van toepassing op informatie-uitwisseling met de BES-eilanden.
  • Er zijn enkele aanpassingen in de nieuwe regeling van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen vanaf 1 januari 2016.
  • Growkits en kweekvloeistoffen worden onder het algemene tarief voor de btw (21%) gebracht.
  • Er komt een teruggaafregeling voor aardgas dat is geleverd om te worden gebruikt als brandstof voor beroepsvaartuigen op zee (met inbegrip van de visserij).
  • De ontvanger krijgt de mogelijkheid tot toepassing van lijfsdwang bij civiele vorderingen tot betaling van een belastingschuld.
  • Er komt een inkomstenbelastingvrijstelling voor Joodse vervolgingsslachtoffers die uitkeringen ontvangen uit het zogenoemde Artikel 2-Fonds. Dat is een internationale compensatieregeling die wordt uitgevoerd door de Claims Conference.

naar boven


Tot slot
Heeft u naar aanleiding van deze nieuwsbrief nog vragen, neem dan gerust contact met ons op.

Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan. De aangekondigde maatregelen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. Dat betekent dat er nog wijzigingen kunnen worden aangebracht of dat bepaalde voorstellen toch geen doorgang vinden.